Stap voor stap krijg ik door wat goed schrijven is. Ook ontdek ik mijn eigen schrijfstijl en lees boeken die daarbij passen. Net uit: Ancestral Vices van Tom Sharpe, op aanraden van schrijfmeester Bram. Absurdistisch, humoristisch, sexistisch … met dank aan de luizenmoeder, het mag weer.
‘Literair geneuzel is uit’ lees ik in ‘de Groene’. Lekker lezen is in.
‘Mijn longen knellen langs de lucht die ik in adem, een krop klauterde langs mijn strottenhoofd, traag maar met scherpe klimijzers.’ ( Lize Spit in ‘Het smelt.’)’Ik kreeg het er benauwd,’ zou ik zeggen. Zorgwekkend is dat recensenten dit mooi vinden. Dat beloofd weinig goeds.
Sebes en Besseling, literair agenten, geven mij moed: ‘ Mensen willen niet meegenomen worden naar een andere wereld, ze willen wat opsteken.’
‘Ik heb geen fantasie’ zei Elsschot, mijn grote voorbeeld. Hij overdreef maar ik begrijp nu wat hij bedoelde. Zijn boeken, zijn personages, vinden hun oorsprong in zijn ervaring. Hij schreef fiction gebaseerd op werkelijkheid. Mijn boek is non fiction, aan de grenzen aangevuld met realistische- een enkele keer absurdische- fantasie. De grens tussen werkelijkheid en fantasie vervaagt: ‘Never let a good story be spoiled by the facts’ leerde ik van een Australische journalist en hij prikte een eruptie van elders op de slapende vulkaan naast mijn hotel.
‘To construct anything that flows in the mind of the reader without effort, thats art.’