Een boek schrijven, kan ik dat?
Nog voordat ik mezelf die vraag had gesteld schreef ik in een roes het eerste concept. Honderdduizend woorden, vijftig hoofdstukken.
Pas toen mijn ‘roesboek’ vrijwel klaar was, begon ik met met mijn zoektocht: hoe schrijf je eigenlijk een goed boek? Ik had een schrijfmeester nodig en voorbeelden.
Elsschot, Dahl, Springer werden mijn voorbeelden en favoriete schrijvers. Ik lees hun boeken met plezier en als aspirant-schrijver steek ik er veel van op.
Elsschot was reclame- en zakenman, Dahl werkte bij Shell en was gevechtspiloot, Springer diplomaat, ze schreven kort en bondig. De basis van hun boeken was niet hun jeugd en het dorp waarin ze opgroeiden en ze hadden het niet nodig hoofdpersonen te verzinnen, ze waren ze tegen gekomen. Boeken die ergens over gaan en waar de lezer wat van opsteekt, wat een verademing.
Ik las blogs van aspirant- schrijvers, pardon schrijvers, die aan hun ‘debuutroman’ werken. Jonge mensen op zoek naar inspiratie. Zou een strandwandeling helpen, een spritueel weekend in een kasteeltje in Frankrijk, contact met mijn schrijfgroepje, vragen ze zich af. Of ze verwachten heil van een schrijfprogramma dat belooft te zorgen voor een “stok achter de deur”, acht bijeenkomsten, 1300 euro.
Stel je Elsschot voor die zich na een drukke dag verheugt op een avondje schrijven, Dahl die gewond terugkeerde van het front en ging schrijven, Springer die terug denkt aan zijn tijd als ambassadeur in de DDR. Een stok achter de deur…Er is een simpeler oplossing, goedkoper ook: Schrijf niet voor je veertig bent. En eerst iets hebt gedaan waarmee je de kost hebt verdiend.
Het boek dat ik heb geschreven wordt vast een succes want ik voldoe ruimschoots aan het criterium: Schrijf niet voor je veertig bent.